Onderstromen aan de Schelde

Vier jaar na de ontruiming van het kraakpand Vogelvrijstad in de Meistraat treden de Antwerpse krakers weer gezamenlijk naar buiten onder de naam ‘fiksers’. Vraag blijft of hun nieuwe enthousiasme ook het einde betekent van het vogelvrije verleden.

De snelle ontruiming van het kraakpand in de Meistraat bezorgde de Antwerpse krakers jarenlang het imago van marginale relschoppers. Eind juli 1996 kraakten hier een aantal jongeren, toen algemeen bekend als ‘de punkers van de Groenplaats’, een leegstaand schoolgebouw. Onder de naam Vogelvrijstad floreerde het gebouw korte tijd als anarchistisch experiment en werden er concerten en ateliers georganiseerd. Maar door het alternatieve volkje dat er rondhing, kreeg het pand al snel de naam van drugsnest. In augustus 1996 doekte de politie de zaak op.

Vier jaar later trekken de ex-Meistraaters opnieuw de straat op met een gezamenlijke actie, waarin ze zichzelf profileren als contrair maar ludiek. Op schrikkeldag (29 februari 2000) kraakten ze voor één nacht het leegstaande café De Volle Maan op de Oude Korenmarkt, of liever: ze ‘fiksten’ het. ‘Want kraken, dat klinkt eigenlijk als krak en boem, iets kapotmaken, terwijl wij eigenlijk klik en gefikst in elkaar steken’, aldus een van de woordvoerders.

Oude koeien

Aanleiding voor de inval in de Meistraat was een klacht van de ouders van een 19-jarig meisje dat in coma raakte na een vermeende drugsfuif in het pand. Een van de boegbeelden was toen Peter terryn (met kleine t!), reeds lang een bekend gezicht in het Antwerpse krakersmilieu. Hij voerde eind jaren ’90 onder meer actie voor de Animal Liberation Front (ALF)-arrestanten Anja en Lindsey. En hij was actief in de actiegroep Wordt Vervolgd, die het politiegeweld in Antwerpen aan de kaak stelt. In 1998 bracht de actiegroep een lijst uit van gewelddaden die de krakers naar eigen zeggen hadden ondergaan tijdens verhoren of arrestaties. Ze haalden zich er eens te meer de wrevel van de Antwerpse politiediensten mee op de hals. Zo waren er onder andere de acties van Spaak en Tandrad, de fietsguerrilla die sinds 1996 geregeld enkele kruispunten van de Antwerpse leien bezetten voor een autovrije binnenstad. Onder grote media-aandacht werden de actievoerders door de aanwezige politiediensten meermaals hardhandig aangepakt.

Peter terryn wordt nog regelmatig uitgenodigd door het Antwerpse gerecht in verband met de brandstichting van enkele fastfoodrestaurants door het ALF in de zomer van 1998. Onderwerp van de ondervragingen vormen een aantal ‘verdachte’ voorwerpen die eind 1998 tijdens een huiszoeking bij terryn werden gevonden, zoals een katapult en een kaft krantenknipsels over de terroristische organisatie CCC. ‘Ik ben geïnteresseerd in elke strategie die het status-quo in vraag stelt,’ zegt Peter, ‘maar met die ALF-aanslagen had ik niks te maken. In juli en augustus, wanneer de betreffende aanslagen werden gepleegd, bevond ik me trouwens in het buitenland.’ Volgens terryn past dit gerechtelijk onderzoek in de vijandige sfeer waarmee de Antwerpse alternatieve jeugd sinds ‘de Meistraat’ zit opgescheept. ‘Het gaat om een voorspelbare reactie tegen de groepsdynamiek die daar was ontstaan. Telkens wanneer een aantal eigenzinnige jongeren samen iets organiseren, wordt dit meteen als bedreigend ervaren’, besluit terryn.

Tijdens de inval liet de politie zich overigens niet onbetuigd. Ze vernielde onder meer persoonlijke bezittingen en ging brutaal tekeer tegen sommige krakers. Gemeenteraadslid Nadine Peeters noemde de razzia in dit opzicht compleet illegaal. Toen vervolgens op de Groenplaats een vechtpartij ontstond met de politie, legde toenmalig Agalav-senator Eddy Boutmans de schuld hiervoor volledig bij de politie.

Het gevaar blijft bestaan dat bij de pogingen om schoon schip te maken met het verleden telkens weer een aantal driftkikkers opduiken die de sfeer grondig verpesten voor de anderen. In februari kwam het nog tot een knokpartij tussen de Antwerpse politie en Antifare, de antifascistische fanfare die zich sinds een jaar in het onafhankelijk jongerencentrum aan de D’Herbouvillekaai heeft gevestigd. Naar aanleiding van een debatavond over het omstreden asielcentrum in Ekeren hadden de organisatoren de Antifare gevraagd om de avond muzikaal op te luisteren. Maar een Vlaams Blok-betoging weerhield de aanwezigen om het pand te verlaten. Achteraf maakte de politie gretig gebruik van de verslapte media-aandacht om het groepje flink aan te pakken. Fiksers en Big Brother, het blijft blijkbaar botsen.

positief denken

Toch heeft de ‘Meistraat-beweging’ iets op gang getrokken wat allerminst lijkt op de aanvankelijke anarchistische confrontatie. ‘Het stadsbestuur heeft toen ingezien dat dit soort van harde strategieën een omgekeerde werking heeft’, zegt terryn. De jongeren vonden achteraf een voorlopige thuishaven in het gesubsidieerde jongerencentrum Weik, vanwaar onder andere de acties van Spaak en Tandrad werden gepland. Wekelijks organiseerden ze een volkskeuken, die nog steeds op woensdag en zaterdag plaatsvindt in het centrum Den Hopsack in de Kleine Pieter Potstraat en in het Oude Badhuis aan het Stuivenbergplein. Voor een prijs die de eters er zelf voor willen betalen, bereiden de krakers er een vegetarische maaltijd.

In de verschillende kraakpanden langs de Schelde werkten een aantal van de ex-Meistraaters intussen verder aan hun initiatieven, die door het stadsbestuur stilzwijgend of openlijk worden getolereerd. Eind 1998 kraakte David Ramakers (28) een leegstaand pand op de Jordaenskaai waar hij, dankzij een overeenkomst van tijdelijke bezetting met de eigenaar, ongestoord kan verblijven. De actie betrof een zogenaamde ‘woonkraak’, waarbij het niet zozeer de bedoeling was om de leegstand aan te klagen dan wel om een betaalbaar onderkomen te vinden. ‘Ik wilde vooral een plek bieden waar jongeren konden samenkomen en samen iets konden organiseren’, verklaart David. ‘Bovendien vervalt door onze bezetting voor de eigenaar de krotbelasting, die jaarlijks kan oplopen tot zo’n slordige 300.000 frank.’ Hiermee is David niet aan zijn eerste project toe.

In een ver verleden studeerde hij pedagogie, een studie die hij evenwel opgaf om zich volledig aan zijn ‘werk’ te wijden. In 1997 trok hij met het uitwisselingsproject Via naar Bosnië, waar hij animatie verzorgde voor de Bosnische oorlogskinderen. In Antwerpen was hij betrokken bij de zogenaamde ‘Werkhuizen’, een stel afgedankte stadsdepots waar kunst werd geproduceerd. Zijn inspiratie voor de kraak op de Jordaenskaai deed David op in de Zwitserse kraakpanden. ‘Kraken is daar supergeorganiseerd’, herinnert hij zich. ‘In Genève alleen al zijn meer dan driehonderd kraakpanden. Er zit daar van alles: gezinnen met kinderen, alleenstaanden, zelfs een poppenmakerij en een diamantslijperij. Als ik iets nodig had, kon ik altijd ergens terecht. En een speciale ‘squat-politie’ zorgde voor de veiligheid.’

Deze positieve houding probeert David ook op de Jordaenskaai uit te dragen. Tijdens de zomer vingen ‘de Zonen van Jordaens’, zoals de bewoners van het pand zich noemen, kinderen uit de buurt op in een dagverblijf, waar heel wat volk op afkwam. ‘Ik heb het al zo dikwijls gezegd tegen de anderen: positief denken, mannen, een likje verf doet al wonderen. Toen de politie enkele keren langskwam om te controleren, heb ik me serieus moeten inhouden, maar ik heb volgehouden en nu kunnen we hier ongestoord blijven. De frituuruitbater van om de hoek kwam na zijn faillissement zelfs met overgebleven mayonaisepotten aandraven. “Hier, voor jullie”, zei hij, “ik kan er nu zelf toch niets meer mee doen.’ ”

Scheld’Apen

Enkele maanden voordien waren een aantal jongeren David al voor geweest aan de D’Herbouvillekaai. Midden juni 1998 bezetten ze hier het oude seinhuis van de NMBS, dat een tijd dienst deed als onderkomen voor de Antwerpse stadsarbeiders. Tussen de stedelijke vuilnisbelt en de verroeste olieterminals van Petroleum-Zuid staan nu een aantal autobussen en woonwagens opgeslagen, waarin ateliers zijn ondergebracht. Maar ondanks het gemeenschappelijke terrein, zeggen de meeste bewoners weinig met het pand te maken te hebben.

In een van de gerestaureerde woonwagens woont Ollie (28): ‘Omdat ik met mijn vriendin wil reizen.’ Voortgetrokken door een oude tractor, bracht het gevaarte hen al tot Noord-Frankrijk. Volgende zomer willen ze ermee naar Scandinavië trekken. Pitou, een Belgische vrouw van rond de dertig, woont er met haar Engelse vriend in een fel beschilderde bus, waarmee ze enkele jaren in Engeland verbleven.

In het seinhuis wonen de Scheld’Apen (van A’pen aan de Schelde). Toen ze het pand in 1998 kraakten, wilden ze het omvormen tot een autonoom jongerencentrum voor niet-commerciële activiteiten. Prompt plaatsten de bezetters een piratenvlag op het dak en barricadeerden ze het smeedijzeren hek bij de ingang. ‘Wij wilden gewoon de kans krijgen om iets te doen wat we zelf wilden’, zegt Fred (24) – Fredje Dredje voor de vrienden. ‘Tijdens de bezetting zijn we hier meteen beginnen opruimen. Uit de achterliggende hangar hebben we toen een berg verbrand papier gehaald, die we hebben opgestookt. Diezelfde dag nog hebben we een brief naar het stadsbestuur gestuurd en onze plannen bekendgemaakt.’

Ironisch genoeg had de toenmalige schepen van Jeugd Patsy Sörensen met het pand plannen in dezelfde richting. Het stadsbestuur was de krakers dus in zeker opzicht voor geweest. Bij de dienst Patrimonium diende Sörensen een aanvraag in om het gebouw ter beschikking te stellen, wat mei vorig jaar werd goedgekeurd. Intussen was het al erkend als autonoom jeugdcentrum. Tegenwoordig kan er bij de stad dus gerust een goed woordje af voor de ex-Meistraaters. ‘Voor ons zijn ze geregulariseerd’, zegt kabinetschef voor Jeugdzaken Kris Van Bouchout. ‘Buiten een paar klachten vanwege de milieupolitie over rondslingerende autowrakken, stelt het centrum voor ons geen enkel probleem.’

Technisch gesproken, gaat het hier dus niet meer over een kraakpand. Maar de alternatieve sfeer is wel behouden. ‘We hebben al van alles over de vloer gehad’, zegt Fred. ‘Jan Decleir heeft hier ooit ladderzat een staande ovatie gegeven na een stuk van Studio Herman Teirlinck en vorige zomer zijn hier kunstenaars van Open Atelier komen tentoonstellen.’ De tentoonstelling paste in het totaalproject Fantastival, waar zowel kunstenaars als muzikanten uit het alternatieve milieu hun ding kwamen doen. Raar klinkende groepen als Citizen Fish en Anaal Kabaal traden er op tussen de al bekendere Think of One en de Antifare. Volgens Fred geen toeval: ‘Het draait niet om poen scheppen of de status van beroemdheid verwerven, het gaat om het plezier van iets te creëren en om dat naar buiten te brengen.’ Sinds hij zijn studie beeldhouwen opgaf, reist hij veel.

Ondertussen concentreert hij zich op de organisatie van het concertprogramma van het pand en speelt hij basdrum in de Antifascistische Fanfare, kortweg de Antifare. Sinds mei vorig jaar trad de groep onder meer op in De Vooruit in Gent, in het casino van Oostende, op de officiële afronding van het Van Dijck-jaar en op de actie 11.11.11.-Worldshake in Antwerpen. Op 29 februari 2000 ontving de Antifare voor haar originaliteit het ‘Bolleke van de Maand’ van brouwerij De Koninck. Met het geld willen ze een rollend podium bouwen, waarmee ze Europa zullen rondtrekken.

Villa Delphia

Heel wat dichter bij het centrum ligt Villa Delphia, het voormalige gebouw van het Nederlands Loodswezen. Het pand is sinds mei vorig jaar bewoond door Gerd (47), die het gebouw samen met haar twee dochters Roos (23) en Saar (25) kraakte, en Ysabel (24). Gerd heeft het allemaal al eens eerder gezien. Afkomstig van de Kempen, kon ze in het yuppiewereldje van de jaren ’80 moeilijk haar draai vinden: ‘Uw plaats vinden in de maatschappij is zoiets als de Ware Jacob vinden’, zegt ze, ‘Als je hem nodig hebt, is hij er niet.’ Omdat ze geen opleiding genoot, werkte ze hier en daar als portier of serveuse. Het probleem was steeds de maandelijkse huur, die ze soms met moeite kon bijeenschrapen. Vandaar dat kraken haar een ideale oplossing leek. Tijdens de Zomer van Antwerpen (1994) bouwde een Zwitsers architect de Casa Mundo op de Konijnenwei. Na de festiviteiten trok Gerd er in. ‘Ik dacht, da’s goed, een huis voor iedereen, dat is iets voor mij… Ik heb dus mijn eerste OCMW-cheque ontvangen op de Konijnenwei nummer zeven, een nummer dat ik zelf bedacht had.’

Villa Delphia is zonder meer het vrouwenbastion van de Antwerpse krakers. Toen Roos en Saar het gebouw in 1999 kraakten, hadden ze net een kunstopleiding achter de rug en zochten ze een atelier. Naderhand kwamen Liesbet (25) en Barbara (26) erbij, die de eerste verdieping gebruiken voor hun project de Maskesmachine. Beiden zijn hiernaast ook actief in het theater. Liesbet volgde een opleiding voor kostuumontwerpster in Barcelona en werkt nu in het ‘Bourgondisch Theater’ in Maastricht. Barbara studeerde achtereenvolgens geschiedenis en sociologie. Ze behaalde een Master degree aan de universiteit van Warwick, in Engeland. Intussen werkt ze ook aan haar eigen project Goesting, waarin ze gesprekken van tieners en ouderen verwerkt tot een toneelstuk.

Een van de favoriete kreten van de Maskesmachine luidt: ‘Waar zen we na mee bezig?’ Waarmee ze zich precies bezighouden valt misschien het best te omschrijven als recyclagepoëzie. Door alledaagse woorden (zoals ‘GB’ en ‘gsm’) een ludieke wending te geven, verheffen ze die tot een nieuwe status. Eugene Ionesco op zijn Vlaams, zo je wil. ‘Het ontstaat natuurlijk ook uit een alledaagse stress. We moeten allemaal naar de ‘BB’ en hebben een ‘gms’ die we overal moeten meezeulen. Maar door er op die manier mee om te gaan, wordt het al een stuk aangenamer.’

Op een soortgelijke manier beheert Ysabel, alias De Stadsjutter, haar winkeltje in een achterkamer van het pand. ‘s Nachts zwerft ze langs de Antwerpse vuilniszakken op zoek naar snuisterijen, die ze achteraf in haar winkeltje tentoonstelt. Omdat ze haar studie zelf moest financieren, werkte ze ‘s nachts in een pitazaak in het centrum. Op haar nachtelijke fietstochten botste ze geregeld op waardevolle spullen, die ze in haar appartement opstapelde. ‘Maar het werd op den duur te veel. Binnen de kortste keren had ik het appartement van de onderburen ingericht, mijn flat puilde uit van de rommel. Het voorstel van Villa Delphia om hier een winkeltje te beginnen, was voor mij dus echt een verademing.’ In het achterkamertje stapelen de gevonden voorwerpen zich op: kasten en stoelen, hoeden, bontjassen, puzzels en speelkaarten zwermen er tussen opgezette dieren en keukengerei. Af en toe verkoopt Ysabel eens wat aan een toevallige voorbijganger of een kennis. ‘Voor mij is dit een job als een andere. Met het enige verschil dat ik zelf mijn uren bepaal.’

Ysabel werkte in het verleden samen met Roos, die op de eerste verdieping haar Last Minute Decoration Team heeft geïnstalleerd. Tijdens de Zomer van Antwerpen stond Roos met de ontbijtbus, een Britse dubbeldekker die ze dankzij een subsidie van het Sociaal Impulsfonds (SIF) op de kop tikte, aan de Scheldekaaien ter hoogte van de toekomstige Villa Delphia. Samen met Saar serveerde ze er gedurende een maand ontbijt en avondeten met muziekbegeleiding. Het was er ‘chaotisch maar plezant’, zegt ze. Toen de groep Zita Swoon er voor de eerste maal optrad, stonden de meisjes nog aan het podium te timmeren.

Later wisselde Roos de bus in voor een oude legertruck, die nu ondergebracht is bij het verderop gelegen kraakpand, het voormalige danscafé Tour de l’Est in de Londenstraat. Met het Decoration Team richt ze momenteel interieurs in op feestjes en bij particulieren. De groep verandert voortdurend, afhankelijk van de opdracht. ‘En als er eens iets uit de lucht valt, zijn er altijd wel mensen die wat geld kunnen gebruiken.’ Villa Delphia blijft voor de ‘maskes’ een open huis, waar ze ieder met hun eigen project terechtkunnen. ‘We hebben het zo dikwijls geprobeerd om ons leven voor te stellen zonder Villa Delphia’, zegt Liesbet. ‘Ik denk niet dat we het ons nog anders kunnen inbeelden.’

Underground Circus

‘De straat’ blijft de belangrijkste bron van inspiratie, ook voor de jongens van het Underground Circus (intussen omgedoopt tot Time Circus, tr), die in het kraakpand aan de Londenstraat hun intrek hebben genomen. Op de voorgevel van het gebouw prijkt nog een overblijfsel van roemrijkere tijden, toen het gebouw als schuilplaats diende voor de dokwerkers. Onder Sinjoren was het gekend als ‘het kot’, waar de dokwerkers in drommen stonden te wachten op hun patroons. Na een mislukte poging om er een danstent van te maken, kwam het gebouw een jaar geleden leeg te staan. Enkele jongeren namen hiervan gebruik om het te ‘fiksen’. Ze gaven de leden van het Underground Circus de toestemming om er hun stukken te komen voorbereiden. Vanuit het stadsbestuur is de steun groot. Carlos Theus, de beheerder van het SIF, houdt het circus steeds op de hoogte van de stedelijke plannen omtrent het pand. Nu het waarschijnlijk verkocht wordt, verhuisde het circus tijdelijk naar het Electrabel-gebouw in Borgerhout, waar ook al andere theatergezelschappen hun stukken voorbereidden. De Zomer van Antwerpen komt overigens ook hier weer op de proppen.

Het kraakpand wordt waarschijnlijk verkocht aan de vereniging Vijf voor Twaalf, die onder andere voor de Zomer van Antwerpen werkte. Voor de ‘fiksers’ is dit het minst van hun zorgen: ‘Al die grote projecten kunnen mij eerlijk gezegd gestolen worden. Ik probeer vooral met weinig middelen iets interessants op poten te zetten’, zegt Steven (26), een van de groepsleden. De kraak op zich vindt hij overigens minder belangrijk. ‘Kraken is tegenwoordig al geëvolueerd tot iets ‘cool’ dat je als jongere gedaan moet hebben. Mij interesseert dat minder. Laat ze in Gent maar aan politiek doen en spandoeken ophangen. Ik wil hier gewoon mijn ding doen. En af en toe thuis eens douchen.’ Elke week komt Steven hier het stuk voorbereiden waarmee de groep later dit jaar Europa wil rondtrekken. Contacten werden al gelegd in Lissabon, Toulouse, Barcelona, Praag en Ljubljana.

Bram Soli (24), een student driedimensionale vormgeving en de bezieler van het circus, omschrijft het project als ‘guerrillatheater’. Met een vaste kern van dertien groepsleden zouden ze telkens een maand op dezelfde plek verblijven en er, geïnspireerd door de couleur locale, samen met plaatselijke medewerkers een improvisatie op poten zetten. De inhoud van de stukken ligt volledig open. ‘Wij willen vooral doen waar we goed in zijn: mensen enthousiast maken en actief integreren in een kort project’, zegt Bram.

La famiglia

Op de ‘fiksdag’ van 29 februari staan de circusleden er wat bedremmeld bij. Wegens het slechte weer dreigt de dag ondanks de goede voorbereiding letterlijk in het water te vallen. Er staat een stevige bries en het Scheldewater stroomt gevaarlijk dicht langs de oevers van Villa Delphia. De geplande optocht langs de Scheldepanden zit er alleszins niet meer in. Dan komt David met het idee voor een blitzactie in het shoppingcenter op de Groenplaats. Gezien de voorgeschiedenis een nogal riskante onderneming. Maar de ‘fiksers’ zijn al onderweg. Terwijl de veiligheidsagenten zenuwachtig in hun walkie-talkie staan te roepen, trekt het gezelschap al toeterend door de hal van het centrum. Dan gaan ze naar de Groenplaats. Vanaf de kiosk roept de Maskesmachine het credo ‘fiksen voor beginners’ af, begeleid door de Antifare. Achteraf verdwijnt de groep snel, zijn hun prijs bij De Koninck af te halen. De politie staat verveeld toe te kijken, heel anders dan vier jaar geleden. ‘s Avonds trekt de muziek van de Antifare in De Volle Maan heel wat nieuwsgierigen. Tussen de massa klinkt hun geroep, ‘La familia! La familia!’ nog tot in de vroege uurtjes door.

Timothy Raeymaekers

(copyright Knack Magazine)

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *